Er ontbreekt iets aan de recessie, die officieel niet zo genoemd mag worden: de huizenmarkt stort niet in elkaar. Hoe kan dat?
De huizenprijzen zijn volgens makelaarsvereniging NVM stabiel. Het Kadaster constateert zelfs een daling van de verkoopprijzen. Met name de regio's waar de prijzen meer dan gemiddeld zijn gestegen, zijn nu "prijscorrecties", zoals de Vereniging Eigen Huis het noemt. De NVM verwacht dat dit jaar de prijzen van de woningen boven de 400.000 euro verder zullen dalen. Maar van een ineenstorting is geen sprake. Daar zijn een aantal redenen voor.
Lage rente:
De belangrijkste graadmeter voor de huizenmarkt is de rente. Bij een lage rente kan veel geleend worden en zijn de huizenprijzen hoog. Stijgt de rente, dan dalen de woningprijzen. Wie de rente vijf jaar vast wil zetten, betaalt nu slechts 4,7 procent. Wie rotsvaste zekerheid wenst, kan de rente zelfs 20 jaar vastzetten tegen 6 procent. Dat is historisch laag. Begin jaren zestig van de vorige eeuw werden dergelijke percentages voor het laatst gehaald. Ter vergelijking: begin jaren tachtig piekte de rente boven de 13 procent. Door de lage rente stijgt het hypotheekbedrag al jaren tot gemiddeld 214.000 euro per hypotheek.
Weinig aanbod:
Wie het aanbod van de makelaars ziet, gelooft het niet maar het lukt Nederland niet om voldoende huizen te bouwen teneinde aan de vraag voldoen. De nieuwbouw stokt bij 60.000 tot 75.000 huizen per jaar, terwijl het ministerie van VROM er 100.000 per jaar bij wil hebben. De bevolking groeit jaarlijks met ongeveer 100.000.. In de periode 2000-2004 worden er 94.000 huizen minder opgeleverd dan gewenst.
Bovendien worden er minder huurhuizen gebouwd. "Beide ontwikkelingen leggen een stevige bodem onder de prijsontwikkeling op de Nederlandse koopwoningenmarkt", concluderen onderzoekers van de Rabobank.
Geld genoeg:
Onderzoekers van de Rabobank en de NVM verwachten een stabiele markt, misschien zelfs lichte stijging. Tot 2006 voorziet de Rabobank, de grootste hypotheekverstrekker van het land, een jaarlijkste stijging van 2 tot 4 procent. Dat is minder dan de voorziene stijging van het gezinsinkomen.
Pas als er in hoog tempo honderdduizenden mensen werkloos worden en gedwongen worden om hun huis te verkopen omdat zij de maandlasten niet meer kunnen betalen, zouden de woningprijzen scherp kunnen dalen. Maar ook de werkeloosheid is ondanks de economische tegenwind nog historisch laag.
Een oplevering van de huizenmarkt zit er ook niet in. "Daarbij is vertrouwen het sleutelwoord" zegt econoom J. Aarts, die bij de Rabobank de woningmarkt volgt. "Mensen willen herstel zien. Herstel van de beurs, van de politiek en van de werkgelegenheid, alvorens ze weer gaan kopen. Als het vertrouwen terugkomt dat je je baan behoudt en dat je inkomen zal stijgen, dan trekt de woningmarkt weer aan".
Volgens de Rabobank zijn de huizen verhoudingswijs niet veel duurder dan bijvoorbeeld in 1980 of 1990.
"De verhouding huizenprijs versus inkomen laat een stabiele lijn zien. Er is geen sprake van een luchtbel" zegt Aarts. Hij ziet weinig bedreigingen. Zelfs drie jaar dalende beurskoersen hebben niet veel effect.
"Alleen bij woningen boven de 400.000 euro zie je dat de markt onder druk staat. Die categorie mensen heeft vaak ook geld in aandelingen geinvesteerd.
De woningmarkt staat niet stil. Hier en daar dalen de prijzen zelfs. Mensen zijn het vertrouwen in hun economische toekomst kwijt. Maar gevaar voor ineenstorting van de huizenmarkt is er niet. Er is geen sprake van een zeepbel".